Leo van der Zalm, de literator van het Ballongezelschap

Een geintje was het, een quasi-sekte met Leo van der Zalm als leider Lord Hoedan. Zijn veertig, vijftig volgelingen - allen leden van het Amsterdams Ballongezelschap - sloegen, gezeten in het Vondelpark op hun knieën in een kring, met de vuisten op de grond. Ze schreeuwden de Lord toe dat het leven slecht was en de wereld lelijk. Honderden wormen kwamen uit de grond omhoog en Lord Hoedan riep het verlossende: “Hoedanook!”

Leo van der Zalm was een van de leden van het Ballongezelschap, een kunstenaarsbeweging voortgekomen uit Ruigoord. Als schrijver en dichter vertegenwoordigde hij in het gezelschap de literaire kant. Zijn laatste rol speelde hij in 1999 in Paradiso. In een fantasiecafé zat hij op de kruisroute tussen hemel en hel. Ook toen weer als Lord Hoedan. Bij zijn crematiedienst, gisteren, werden de afbeeldingen van dat optreden meegedragen.

Een zachte jongen was het, een lief iemand. Hij leefde behoedzaam en vredig. Maar hij had zo zijn eigen levenssfeer en dat maakte hem moeilijk toegankelijk. Hij fluisterde en mompelde, was daardoor slecht verstaanbaar. Maar hij deed geen concessies aan zijn zachte praten, ook niet op het toneel. Publicist en toneelschrijver Gerben Hellinga over zijn overleden goede kennis: “Hij leefde in zijn eigen wereld. Met een bel eromheen.”

Maar wel altijd mensen over de vloer. Met zijn woonschip lag Van der Zalm langs de Oude Waal. Logés en mensen die er ook even wilden wonen, waren van harte welkom. Die eigen manier van leven maakte hem tot een volkomen authentiek iemand. Hij volgde ooit een priesteropleiding; als “uitgedropte” en gesjeesde priester liep hij rond in die gewaden. Na zijn reis naar Mongolië, waar hij met het Ballongezelschap optredens had gegeven, droeg hij Mongoolse klederdracht.

Collega-dichter en -schrijver Hans Plomp bewaart de beste herinneringen aan de opening van de tentoonstelling Thank you very Dutch in Bombay. De corpulente Van der Zalm werd als levend penseel gebruikt. “Met zijn hoofd ging hij in de verfpot en zo maakten we een muurschildering.”

Voor het Ballongezelschap maakte Van der Zalm in de jaren zeventig deel uit van clubs zoals het Deskundologisch Laboratrium en de Insektensekte. Fotograaf Cor Jaring: “Eigenlijk waren we een soort voorlopers van Greenpeace.” De leden, onder wie Theo Kley, Max Reneman en Robert Jasper Grootveld, gingen op kikkerexpeditie en trokken op zestig solexjes door het land. “Hadden we van een reclamebureau, dat de solex wilde promoten.”

Wilde avonturen beleefden ze. In Kampen bezette het gezelschap onderweg het zwembad, uit protest tegen de gevaarlijke brug over de IJssel. Ouders met zwemmende kinderen durfden daar niet meer overheen. Het was ook in die dagen dat Leo zich nog een andere bijnaam veroverde: Kapitein Blauwbaard. Hij had zijn baard blauw geverfd en zijn haren rood. Jaring: “Eigenlijk liep hij erbij in rood, wit, blauw.”

In zijn grote passie voor poëzie noemde Van der Zalm zichzelf ook wel Portier van de Drempeldichters. Dat portierswerk behelsde het uitgeven van jonge, aankomende dichters. Dikwijls verscheen hun werk op wat primitieve wijze; gestencilde en met twee nietjes bijeengehouden bundels onder de titel: Alle begin is . . .

“Gemakkelijk is het nooit geweest om gedichten uit te geven,” vatte hij zelf samen. “Maar vrij naar Abraham Perts: Als de duisternis valt over de stad, gaat op duizenden zolderkamertjes het licht aan en gaan de grafomanen (schrijfgekken) aan het werk. Zolderkamerdichters die hun gedachten anders waarschijnlijk nooit in druk hadden gezien.”

Zelf schreef hij op het gymnasium al schoolliederen, op muziek van de Everly Brothers. “Ik was de princeps poetarum, de hofdichter zogezegd.” Op latere leeftijd waagde hij zich aan haiku-gedichten. Twee echte Van der Zalms: Tegen de stroom op / zwemmen is zelfs een eend te /zwaar in de lente. En: De geur van bloesems / brengt niet eens verwarring in / de hamburgerlucht.

Als afgestudeerd neerlandicus had hij veel meer literaire liefdes. Hij ging naar India en Zuid-Amerika om de restanten op te sporen van Nederlanders die er in vroeger tijden geweest waren. Met wat hij ontdekte, beschreef hij de kolonisators door de ogen van inlanders. Ook vertaalde hij driehonderd gedichten van de zeventiende-eeuwse dichter Tukaram, de Shakespeare van India.

Twee jaar geleden, net nadat hij een uitnodiging had gekregen om voor zijn vertaalde gedichten naar India te komen, werd hij bewusteloos op zijn boot gevonden. Hij is nooit meer gegaan. Hij kwam bij uit zijn coma, maar was zijn kortetermijngeheugen kwijt. Van der Zalm leefde ongezond. Hij rookte, dronk en at graag smakelijke, vette dingen. Dat moet iets minder, dachten Hellinga en andere vrienden wel eens, maar hij wilde daar niet over nadenken. Hij was een markante levensgenieter.

Monique Kitzen en Corrie Verkerk in Het Parool, 7 juni 2002