Arjan van Sorge exposeert taal- en beeldtekens in Galerie 100. Met zijn gitaar fabriceerde hij muren van geluid. In 1989 likte hij tijdens de opening van een internationale culturele manifestatie in Smolensk, van top tot teen beschilderd in zilververf, de hielen van tientallen Russische officieren. Als deze reageerden, blafte hij een zilveren robothondje toe dat hij met zich meetrok of begon het te commanderen. In Portugal, bij een geluids- en dansperformance in een vervallen fabriek in 1996, voltrok hij met zijn vriendin Birgit een ritueel met vuur, water en kettingen als hommage aan de vergankelijkheid. Hij werkte o.a. voor Radio 100 en schrijft tegenwoordig over popmuziek voor bladen als FRET, Highlife, Jonas en de Staatskrant.
Arjan van Sorge is een veelzijdig man, de exposite in Zaal 100 toont een
overzicht. Er zijn ogenschijnlijk realistische foto’s: wolkenkrabbers in
blauwe en gele tinten die uit verticaal geplaatste tekst- en
letterfragmenten zijn opgebouwd. Taal is hier beeldende kunst, de stad
een opeenstapeling van woorden als beelden. De tekstflats zijn
samengesteld uit restmateriaal van het Filmmuseum en vormen een eerbetoon
aan het afval. Het gaat Arjan bij deze serie om het beeld, een stad als
een idee van tekst, niet om de betekenis van de woorden. De talige inhoud
is vervangen door een andere. Hetzelfde geldt voor de geschilderde tekens
die een oeroud schrift lijken, een nog niet ontcijfert alfabet. Het zijn
tekens die aandacht vragen vanwege het visuele of ruimtelijke effect dat
ze teweeg brengen. Taal wordt verbeeld en beelden worden vertaald. Gevat
in ramen met uitstekende hoeken die met windsels van elctradraad zijn
vastgezet vormen de schilderingen de stedelijke variant van dierenhuiden
tussen stokken gespannen. Op dezelfde “inheemse” manier ingelijst is er
een schilderij dat zich als een stripverhaal van links naar rechts en van
boven naar beneden laat lezen. Elke beeld is van een korte tekst engelse
tekst voorzien. “Yes, will defend myself”, staat onder de figuur
linksboven. Naast hem zijn koppen geschilderd met “But too many” eronder.
“They beat me up; more and more; it’s impossible; want to get out; Free?,
luiden de daaropvolgende onderschriften. Het laatste “Free?” wordt
geïllusteerd met raketten en bommen. Hij maakte zeefdrukken in fluorverf
in geel, oranje en groen. Een vuilnisbak van flatgebouwen waar menselijke
figuren uitsteken, een inleiding tot de vele zwart-wit posters waar woord
en beeld een synthese aangaan. Hij laat me journalistieke zwart-witfoto’s
uit de jaren tachtig zien . Bij dit soort foto’s hoort een verhaal. De
vader van Hans Kok vóórop in een demonstratie in de Tweede Nassaustraat,
een treffen tussen demonstranten en politie bij de kerncentrale in
Borsele en opnamen uit de tijd dat er een vrije ether bestond, zoals
Radio Conrad in de Conradstraat, eens opgericht vanwege een dreigende
ontruiming van Radio 100. Er ontstaat een splitsing tussen zijn taal- en
beeldtekens. Het werk vanaf het eind van de negentiger jaren bestaat uit
strakke abstracte schilderijen, composites van verticale banen die soms
aan de uiteinden een hoek van negentig graden maken, zich m.a.w.
horizontaal voortzetten. Het zijn groeiprocessen, een soort abstracte
planten van heldere kleuren in een zwart vlak, een mix van Jugend-Still
en Bauhaus. Het enige figuratieve beeld in deze serie is dat van een
duimzuigende foeutus tegen een achtergrond van rode cirkels. Deze cirkels
zijn ook zichtbaar in een eerder gemaakte zeeldruk van een Maya-god door
menselijke schedels omringd en blijken afkomstig uit een
computerkansspel, gedrukt in een taal van nieuwe symbolen.