In de
maand maart exposeert Zaal 100 een serie cartoons en werken met gemengde
techniek op papier uit de nalatenschap van Henk Spitteler. De
zwart-wit-karikaturen uit de jaren zeventig zijn uitgevoerd in een
combinatie van lijntekening en stippeltechniek. Er is een cartoon van een
monnik met een lege fles in de hand en een kurk in de navel van zijn
bierbuik en van een zwangere vrouw die een geopend boek tegen haar buik
drukt. Bij een groot aantal is de humor complexer. Een gemaskerde man met
een vogel op zijn neus houdt met de rechterhand een hooivork vast en laat
met de linker zaden in de mond van een dode vallen. Boven hem zweeft de
maan als een ballon aan een touwtje dat is bevestigd aan een tand in zijn
geopende mond. Vanachter de horizon steekt een hand omhoog die het touw
vasthoudt. Het mannetje in de maan raakt zijn tanden kwijt. Één voortand
is al getrokken. In het landschap op de achtergrond is een cluster
huisjes afgebeeld en er staat een gesnoeide boom waaraan een reusachtig
blad groeit. Het verhaal is aan de kijker.
Alle geloven op een hoop is de titel van een nu actuele tekening uit 1978 van een schoof kerken, tempels, synagogen en moskeëen. Henk's kunst breekt met taboes, met name sexuele. Ik herinner mij een waarschijnlijk verloren gegane tekening van een wandelende naakte man die een vrouw over zijn hoofd draagt. Haar benen hangen over zijn schouders en zijn hoofd verdwijnt in haar geslachtsdeel. Is dit een man die aan een vrouw denkt, terug wil naar de baarmoeder? Of draagt hij een blind masker in de vorm van een vrouwenlichaam?
De
tekening Lief Lijf laat een gebrilde ezelskop zien met twee
mensenlichamen, waarvan de een de ander van achter bezit. Henk geeft hier
een eigen draai aan Reve's voorstelling van God als ezel in Nader
tot U. Het voorste, geslachts- en armloze lijf, zit vast aan de
ezelskop waarin de ander via de achterkant zijn hoofd steekt. Het
achterste lijf heeft wel armen en houdt het voorste vast, neukt een
masker waaronder een lichaam hangt, steekt er zowel zijn hoofd als zijn
geslachtsdeel in. Spitteler speelt met identificaties. Een man in
nachthemd en bewapend met een bebloed mes keert een gebarsten spiegel de
rug toe. Hij lacht de kijker toe. Looking into the mirror I saw
myself dying staat erboven. De man heeft getracht zijn
spiegelbeeld om het leven te brengen en verexcuseert zich lachend voor
zijn daad. Hij lacht, evenals zijn spiegelbeeld, maar de spiegel is
gebroken en van het mes druipt bloed. De mens en zijn spiegelbeeld staan
in een gewelddadige verhouding tegenover elkaar. Dingen, maar ook
menselijke wezens zijn hier dubbelzinnig geplaatst, zijn niet wat ze
lijken. Henk Spitteler zag vervreemding als gegeven voor zowel literatuur
als beeldende kunst. Extreme vervreemding van oorspronkelijke
betekenissen, dubbelzinnigheden en humorvolle associaties maken het werk
dan ook spannend. Er ligt een volwassen man op zijn buik onder een stoel,
de armen gevouwen. Een zelfportret naar aanleiding van een LSD trip, van
Henk als kind.
De pentekeningen contrasteren sterk met de kleurrijke en bijna abstracte portretten uit de negentiger jaren, een kleine serie ontstaan tijdens een eindeloos delerium tremens. Met vertekende beelden brengt Spitteler hier een geestelijke crisis in beeld. De portretten zijn heftig, afstotend soms. Hij zette ze, met diverse materialen, gedurende een periode van een paar weken op. Soms ineens wat vluchtige vegen of een lijn, razendsnel neergezet vanwege trillende handen, soms dagen niets. Een aantal hebben cartooneske trekken, een verwrongen gezicht steekt zijn tong uit en op een van de tekeningen bieden uitsluitend de ogen houvast een gezicht te onderscheiden. De laatste tekening laat een poort zien in de vorm van een mens, een soort geschilderde aura waarbinnen diagonaal opgezette lichtstralen als door een raam naar binnen vallen. De lichtbron valt buiten beeld, een open ruimte suggererend, een lichaam waar je in kunt stappen als ware het een kathedraal.
Aja
zie ook
Henk Spitteler - nagelaten werk