De bewegingskunst tai-ji wordt in Azie door vele beeldend kunstenaars
gebruikt als een voorbereiding op het werk. Het zelf leeg zijn is een
middel om tot een directe coordinatie van observatie en beweging oftewel
geest en lichaam te komen. Technieken en materiaalkeuze worden vaak
geassocieerd met traditionele oosterse schilderijen: natuurtaferelen in
een losse en vloeiende stijl, een bergtop, een vogel op een tak etc.
De nadruk op het samengaan van
aandacht en beweging, als een manier om de werkelijkheid weer te geven
leidt in het werk van Kees Evers tot abstracte beelden. Bij hem bestaat
de werkelijkheid uit de tai-ji-beweging zelf. Hij noemt het zwemmen in de
lucht. Voor tai-ji als bewegingskunst en een schilderkunstige compositie
kunnen dezelfde uitgangspunten gelden als balans, contrast of
gecontroleerde beweging. De compositie binnen een schilderij is een
stilstand die een beweging in zich draagt. Tai-ji is een beweging die
vertraagt tot bijna stilstand. Kees Evers maakt dit zichtbaar.
De draaiende bewegingen van de handen vormen het uitgangspunt voor de grote ronde vormen die soms in een dominerende kleur zijn opgezet. Schilderen is voor hem geven of nemen als een tak in de wind. Sommige afbeeldingen bevinden zich op het raakvlak van figuratief en abstract, de bewegingen groeien uit tot een zwerm vogels of roepen associaties op van leliebladeren op het water. Toch blijft het werk in eerste instantie een dans van handen.
Naast deze serie exposeert Kees Evers realistisch werk, inkttekeningen, acryl- en olieverfschilderijen met taferelen uit de homowereld en stadsportretten.
Aja voor De Staatskrant september 2003